Landschapsdichter Hoeksche Waard 2013-2016

Stephan van der Sluijs (1968) is niet geboren, maar wel getogen in de Hoeksche Waard. Nu woonachtig in Klaaswaal schrijft hij regelmatig columns voor het Kompas, vertaalt hij poëzie uit het Russisch en Georgisch en is in september 2013 gekozen tot Dichter van de Hoeksche Waard. Innig verbonden met het landschap zoekt hij van alles om zich heen de reflectie in zichzelf. Hierdoor wordt telkens de schakeling gemaakt van buitenwereld naar binnenwereld en andersom. Dit heeft recent geleidt tot de titel van zijn derde bundel ‘Innerlijke Landschappen’. Zijn werk laat zich omschrijven als melancholiek gelaagde schilderingen met cryptische beeldspraken met voelbare persoonlijke ervaringen en gevoelens, onmiskenbaar beïnvloed door  Russische poëzie waarin de vorm structuur biedt aan een onbegrensde beeldingskracht.

Klik met de muiscursor op de titels om de gedichten te lezen.

Smalfilm

wandelend terug in de tijd over 8 millimeter lint

ratelende rijen gaatjes links en rechts van mij

tot zo ver terug, ik was piraat, nog slechts een kind

met handen in m’n zakken huppelde ik voorbij

aan wie we samen waren

in Super 8 bleef mijn leven steken op magneet

wist niet waar ik was en welk gezin ik registreerde

verloor de cassettes zonder dat het me speet

ontsnapte aan een beeld dat ik zelf regisseerde

maar nooit werd zoals toen

nu past mijn film in mijn zak en zonder spijt

stuur je wat fragmenten en wat ik realiseerde

gelijmd, gedeukt en half vergaan met tijd

mijn dromen en hoe ik gaandeweg leerde

terwijl ik wandelde

door het decor en de rekwisieten

heeft niet weerhouden te genieten

van een merel ’s avonds in mijn tuin

het najaar bezingend op het puin

Tien over rood

Hier langs de dijk op een hoek
ligt een stukje van mij en m’n maten
zondagmiddagen na de Biesbosch
een eerste biertje en bij het afkloppen
keek een onbekende op van het biljart
en na een rondje was de tafel voor ons

het groene laken van De Vrijheid
waar alles verklaarbaar binnen banden bewoog
en wij als lansiers rond de tafel paradeerde
op zoek naar dat ene schaarse moment
waar inzicht, plan en uitvoering samenkomen
waar effect en reactie logisch waren
waar het leven zich vol liet raken

ben ik nu de man die is afgeklopt
is deze vrijheid leeg en verlaten
en ’ter overname aangeboden’
Waar was ik al die tijd?

Het Huis van de Dichter

terwijl het smeltwater van mijn hoofd loopt
en ongebroken knoppen openspringen
klinkt de tuinfluiter klaterend rond het huis
ben ik hier, ben ik thuis

thuis, enkel omdat ik hier woon?
of is dit het Huis van de Schilder waar wij
samen wonen in wolken en bomen
waar wij wegdromen

droom ik dat we alles konden opnemen
en ergens konden herbouwen op een plek
waar er ruimte is, rustig en vrij
blijf je dan bij jou en mij?

kleuren we samen goud

Nachtstorm

een doffe klap in de nacht
iets tussen donderend geraas
en de huilende wind brak
een arm van de treurende wilg

het eerste licht onthult de schaduw
langgerekt op ons pad en de breuk
met haar zwiepende slierten
nu zo weerloos aan mijn voeten

een turende blik naar boven en binnen
gaat terug naar hoe dit gekomen is
wat hangt er nog boven ons hoofd
en hoe beschermen we wat dierbaar is?

te zwaar om te torsen op deze schouders
maar gezaagd in hanteerbare stukken
pakken we het samen aan en maken
de weg vrij voor nieuw

het oude dat onheilspellend kraakte
ligt nu weggeborgen te drogen
tot het definitief in rook zal opgaan
en ons zal warmen in kouder dagen

wat rest zijn splinters

Besluit

nog even zit ik op de vensterbank

kijk achterom vanuit het kozijn

op tafel een verlaten kopje thee

ernaast een vluchtig gedicht refrein

 

mijn laatste woorden vallen me mee

een nederig woord van dank en gedag

daar buiten lonkt de verte benee

ik aanschouw het met een diep ontzag

 

maar nu is het tijd om te gaan

ik adem nog even alles wat was

langzaam schuif ik over de rand

en zet mijn voeten in nat gras

Gevolg

langs de weg wacht in de schaduw

een volgauto zonder leiding

zwart zonder rouwende mensen

zwart zelfs zonder chauffeur

 

ramen staan open, de deur op een kier

aanschouwt passanten en wacht

zoals wachten kan wennen

zoals verdriet langzaam stroomt

 

de bomen buigen en de weg draait af

mensen gaan nu eenmaal voorbij

maar wat dit stilleven doorbreekt

is een korte blik van jou naar mij

Overvloed

samen zien we het water nabij komen
tot aan deze steen die de lijn markeert
ik zie hoe de golven uitreiken naar ons
stranden in een doodtij van woorden

tot hier en niet verder komt de vloed
en trekt zich langzaam in golven terug
laat de resten achter van wat groeide
in de diepten van ons levend stromen

tijdelijk nieuw land tot aan de watergrens
glanzend in verstrekkend tranenzout
tussen schelpen en andere skeletten
spoelen we aan langs de vloedlijn

tot waar het water kwam

Mandala

Verfijnd als een rijk gekleurde mandala
hebben stoepa’s en tempels patronen gevormd
terwijl in oranje gewaden de monniken zongen

tot grauw as bijeengeveegd met een grote hand
waar de dromen nu op houten baren in rook opgaan
en zich als stof nestelen in ons hart en onze longen

op zoek naar verbinding bouwen wij vergeefs een brug
en herijken onszelf in de schaduw van de pijlers
maar niets lijkt te passen in het gat dat ons verdeelt

wat we hebben achtergelaten en meegenomen
is het as van dromen en het verloren verlangen
terwijl een monnik in gekleurd zand de schade heelt

Waar jij staat

Waar het glooien van de vaste grond overgaat
in woeste grijze golven aangejaagd door de wind
uit het westen over zee zonder overgang verbonden
door vlagen regen en hagel met een lucht waar
rijen wolken als ridders het land bestormen
door zon en ons licht beschenen verschijnt
een regenboog

waar jij staat – sta ik
en ik kus je in alle kleuren

Het gedicht van de maand maart 2015

Opening

waar aarde en water door vuur gebonden
met  wol en touw omsponnen
naar een  opening leidt

vraag ik waarom jij houtje touwtje
of met grove steken een einde breidt
als een rits mijn harnas opensplijt

wat biedt mij de ruimte die je laat
nu jij gebogen voor me staat
je breekbaarheid verholen

laten wij elkaar er niet meer uit
een opening die zich niet sluit
jij in jou en ik in mij verscholen

Het gedicht van de maand februari 2015

Amer

het was zoals nu, het stormde
na een weekend in de Biesbosch samen
naar huis in een logge roeiboot
door het Spijkerboor tot aan de Amer

het was zoals nu, de stroom mee
maar de stormwind joeg het water tegen
de boeg duwde door het water
roeiend met de rug naar de regen

zoals nu bleef de oever waar hij was
draaiden we de koers richting overkant
spoelde lange golven aan ons stuurboord
spanen spatten schuim over de rand

zwarte aken ploegden door de vaargeul
toeterend opdat wij de tocht staakten
maar wij tegen wind en beter weten in
de oversteek naar Drimmelen maakten

in het zicht van de haven werd het lichter
jij tegenover me op het bankje
een blik, een knik, een voorzichtige lach
voor mij hoorbaar fluisterde je: ‘Dank je…

het is nu zoals wij toen drijfnat aan de overkant kwamen
overwonnen de Amer, verkleumd – en helemaal samen

Het gedicht van de maand januari 2015

Das Leben oder Das Theater?

het doek gaat open voor de laatste akte
voelen planken en knieën wankel
dwarrelen dorre woorden door mij heen
tot mijn lippen overlopen op mijn tenen

achter het voetlicht lispelt de souffleur
vanuit de coulissen een haastig gebaar
glijdt uit mijn handen een vreemd rekwisiet
klettert met de stilte uiteen op het plankier

langzaam kijk ik op en om mij heen
wijd open ogen dichterbij dan gehoopt
klim ik omhoog langs het rood fluweel
overzie mijzelf in een bizar tafereel

hoe was het begin en met welke woorden
wat dacht of droomde ik hier ooit te zijn
met wie hangt dit alles samen en hoe krom
is alles gegroeid en vooral: waarom

mijn voeten weer krachtig in de grond
vallen sluiers en gordijnen van mij af
gaan mensen met mij of langs mij heen
voel ik jouw hand en zijn wij samen alleen

Het gedicht van de maand oktober 2014

Bass Rock

Als ik vleugels had

zou ik ze strekken

tot de wind me leidt

mee met de golven

naar ver op zee

achter wordt de rots kleiner

kleiner, witter dan het leek

tot zij niet meer hoorbaar zijn

en ik niet langer behoor

tot wat ik achter me laat

nu ik eindelijk vleugels heb

vouw ik mijn voeten onder me

kijk ik om tot alles verdwijnt

alleen tussen deze golven

keer ik ooit weer terug naar huis

 

* Bass Rock is een eiland voor de Schotse kust waar duizenden zeevogels broeden

Het gedicht van de maand september 2014

Dag

in de ogen tegenover me

zie ik -buiten mezelf- alles achter me

zie ik gespiegeld: ‘dit is de dag’

zo zal ik voor altijd zijn

niet jonger, niet ouder, maar zo

met dit haar, deze lijnen en vooral

met deze blik die zegt:

‘dit is de dag…’

en het is goed zo

Het gedicht van de maand augustus 2014

Volans

een klein kopje boven het water
met twee glazige vissenogen
in de verte wat zacht gesnater
toegedekt door treurwilgenbogen

langzaam rekt en strekt het diertje zich
trappelt gepassioneerd met zijn staart
de kieuwen happen lucht voorzichtig
het gaat met wat gepruttel gepaard

de vinnen slaan op het oppervlak
als peddels, vleugels als het ware
schubben glinsteren – een kletsnat pak
zou de vis gaan zwemmen of varen

maar het is ‘tsjoep’ met een ferme klap
met alle kracht van de hele graat
het lijkt wel een slag, een vlucht, een stap
een vagebond die er van door gaat

een laatste druppel valt op een blad
alle beweging gaat nu omhoog
het vrolijke visje fladdert wat
volgt de kleuren van de regenboog

Het gedicht van de maand juni 2014

Nagelaten

omgeven door de geur van gemaaid voorjaarsgras
loop ik door het hek de menigte tegemoet
zweeft een grenen kast zonder laden stap voor stap
zit een oude leunstoelvrouw met een lampenkap

omgeven door dagelijks brood met frikadel
geserveerd via de zijingang van de kerk
onderhandelt een meisje met een Turkse man
om vijftig cent op een gekraste hapjespan

omgeven door mensen voor het eerst hier alleen
val niet op tussen dit verdwaalde meubilair
als ontruimde rekwisieten van diegene
die reeds geruisloos van het toneel verdwenen

de omgeving versmalt tot dit pad van woorden
waar ik mij zoek tussen de namen op de stoep
liggen hier smorend in de ondergaande zon
geroemde dichtregels vereeuwigd in beton

vraag me met lege handen af of ik dichter was of ooit zal zijn
en mijn gedichten niet meer of minder dan het huisraad op het plein

Het gedicht van de maand mei 2014 van Stephan van der Sluijs

Bij elkaar gevonden

een voor een vind ik
stukjes van hoe ik was
of had kunnen zijn
zie mij in jou terug
en in alles om ons heen

mijn woorden uit jouw mond
worden gedachten gedichten
verbeeld op onze muren
weerspiegelt het beeld van een
onzichtbare ik-persoon

pas nu zie ik scherp
door omkaderd gebogen glas
ontspiegelde doorzichtigheid

pas nu voel ik hoe de schaduw
een spoor van kilte trekt
terwijl de donkere wolk overglijdt

pas nu weet ik werkelijk
hoe liefde warmt in jou en mij
– worden acht seizoenen voor altijd

Het gedicht van de maand april 2014

Populier

in ruisend zilver tegen staalblauw lig ik roerloos
mijn blikveld omzoomd door bruisende stilte
de wind trekt de takken mee,  geeft ze terug
aan de wortels die niet van loslaten weten

de bladeren aan mijn vingers groeien naar de lucht
ik laat ze flakkeren met de wind van warme adem
tot waar dit ruisen ooit begon – waar was ik werkelijk
en hoe ben ik gegroeid tot waar ik nu ben?

voel hoe ik de elementen trotseer en al te meer
dat daar juist kracht van vasthouden ontstaat
wanneer de wind mijn bladeren los zal rukken
zal ik er zijn met de aandacht van dit moment

omzoomd door zilvergroen lig ik hier met jou
samen verdwijnen in diep donkerblauw

Het gedicht van de maand april 2014

Sleutel

geel tussen wintergras en lentegroen

langs het pad waar we dromen als toen

we samen kwamen, jij als man en ik

vond die ochtend een sleutelbloem

die dag raakten we elkaar als nieuw

als was het voor het eerst – je lachte

we kwamen samen, jij als vader en ik

verdwaald groen tussen het groen

na de woorden en hoe ze verschillen

opende zich een nieuw blad en een kelk

onbeschreven en rijk gevuld met elk

onze zonnestraal op deze sleutelbloem

Het gedicht van de maand maart 2014

Heel Samen

onder mijn vingertoppen

voel ik je hart kloppen en mijn voeten

schuiven onder jouw kuiltjes

stappen we samen door de nacht

met mijn buik in de holte van je rug

een warme arm over je huid en terug

achter je hart waar ik je draag en schut

daar waar ik veilig en heel rust in je

ademhaling – kalm hoe ik ook lig

in de zee die haar eigen ritme golft

als ik thuiskom of verlang naar thuiskomen

als ik dichtbij ben of dichter bij wil zijn

als ik werkelijk zie wat ik ooit droomde

weet ik waarom we samen zijn

heel samen

Het gedicht van de maand januari 2014

Maanlandschap

terwijl stormen over ons huis razen
wolken voor zich uit drijvend van hier
verdwijnt de bliksem naar het oosten
laat het late licht zich heel even zien
vol, nieuw of halfvol, maar altijd heel
danst tinkelend over het geploegde veld
ingelijst door een onzichtbaar kozijn

kijk ik nog even achterom
de donkere kamer rekt zich uit
zie in het nagloeien van het hout
de warme contouren van ons leven
en loop achter je aan de trap op

de dagen
de nachten
zijn te kort
mijn lief

Het gedicht van de maand december 2013

Tiengemeten

aan de oever waar mijn eiland verdwijnt
en het jouwe in de verte begint
zakken we in zuigende zompigheid
modderen we door tot muurvast
aan de grond – wat ons verbindt

het koude water tussen jou en mij
wordt breder en weidser met de tijd
overbrugt door een pendelend veer
dat door de golven regen ploegt en
tassen met verwaaide fietsers brengt

altijd onderweg naar thuis
verstomt alles tot flarden van ooit
oude scherven, nieuwe dorenstruiken
waar alleen woorden nog overvliegen
als rooksignalen van een brandend huis

Pluimage

als vingertoppen van een aards wezen
wuivend in veranderende stromen langs stromen
in wind en weer waai ik heen en weer totdat
jij mijn hand pakte en omarmde als schat

je nam me in huis en streelde mijn haren
de schepper in jou zag het ongekende
koesterde mijn kleuren, gaf me leven
maar helaas duurde dat maar even

nu ben ik aaneengesmolten omkaderd
hangend in de ruimte, verstild in jouw kozijn
mijn zachtheid in gestolde hardheid van glas
dromend van mijn zwierige plekje aan de plas

Het gedicht van de maand november 2013

Zeearenden

met mijn blote voeten stevig in de klei
kijk ik recht tegen de wind naar waar
suikerbieten liggen als uitgetrokken kiezen
in glanzend ribfluweel dat tegen de dijken loopt
gesneden door het modderig pad dat me roept
laat me rennen tot het slijk draden trekt
sneller tot mijn laatste teen de grond verlaat
en ik mijn vleugels spreid en ga

daar waar de molens nog niet zijn verslagen
daar waar de zeearenden grote cirkels maken
daar aan het eind van deze weg maak ik me vrij
van wat mijn vleugels gebonden hield
voel ik nu de wind tussen mijn slagpennen
draai ik mee op thermiek van stijgende verbazing

boven mijn Groot Koninkrijk wordt alles kleiner
een lappendeken van verhalen en goede bedoelingen
overgoten met wat wij ervan vonden – nu zo vredig
raken jouw veren de mijne

Rand

langs de zoom van deze zomer en dit veld
aanschouw ik alles in me en om mij heen
de reflectie van het lage licht in mijn ogen
langzaam verkleurend van groen naar bruin

neemt de wind mijn haren met de bladeren
mee naar verderop waar ik nog niet was
dwarrelend door duizend dorpse straten
van mijn eerste bed tot aan deze tuin

gaat mijn hand over de stoppels van mijn kin
van mijn geoogste akker naar de rijke aarde
zak ik op mijn knieën in deze zoete klei
van nieuw leven, liefde en figuranten

langzaam strekt mijn weidse lichaam
kust de grond waaruit ik opstond
een aardse omhelzing laat me verdwijnen
nagestaard door hazen en fazanten